Politie gaat geen roofvogels meer inzetten om drones te stoppen

De Nederlandse politie stopt met de inzet van speciaal getrainde roofvogels om ongewenste drones uit de lucht te halen. Niet alleen is het zelf trainen, houden en inzetten van de roofvogels lastiger dan gedacht, ook is er minder vraag naar de roofvogels dan gedacht. Daarbij komt dat de technologische ontwikkeling van drones snel gaat en dat vraagt om andere maatregelen.

Drone als natuurlijke prooi

Toen de politie voor het eerst kenbaar maakte om roofvogels in te willen zetten om ongewenste drones uit de lucht te kunnen plakken leidde dat tot veel kritiek. Dierenbeschermingsorganisaties vreesden voor het welzijn van de dieren, maar volgens de trainers van de vogels waren de dieren prima in staat om drones zonder gevaar voor letsel tijdens de vlucht uit de lucht te halen.

Tijdens demonstraties en oefeningen lieten de speciaal getrainde zeearenden inderdaad zien dat ze een drone als ware het een natuurlijke prooi konden onderscheppen en naar de grond halen. Toch was de politie er niet helemaal gerust op: “In gecontroleerde trainingssituaties presteerden de roofvogels goed, maar wat als het ‘echt’ is?”

Te weinig vraag

Volgens een woordvoerder van de nationale politie komt er bij het trainen en houden van de vogels bovendien veel meer kijken dan gedacht. Ook de kosten vallen hoger uit dan aanvankelijk ingeschat. Daarnaast blijkt er minder operationele vraag te zijn voor ondersteuning bij evenementen of bijeenkomsten.

Dat de politie een punt zegt achter de antidrone-roofvogels wil niet zeggen dat men geen andere methoden onderzoekt om ongewenste of zelfs terroristische drones te stoppen. “Zowel nationaal als internationaal kijken we met veiligheidspartners naar alternatieven om ongewenste drones te onderscheppen die aan de eisen van de politie voldoen.”