‘Verkeer tellen met een kabeldrone goed alternatief voor traditonele methoden’
Om een goed beeld te krijgen van de capaciteit en doorstroming van wegen worden er met enige regelmaat en op diverse plaatsen verkeerstellingen uitgevoerd. Daarvoor worden normaal gesproken lussen in de weg, tijdelijke telslangen, camera’s of waarnemers ingezet. Uit een proef die in 2017 werd uitgevoerd door Rijkswaterstaat, ingenieurs- en adviesbureau Antea Group en softwarebedrijf ViNotion blijkt dat dergelijke tellingen makkelijker en nauwkeuriger uitgevoerd kunnen worden met behulp van beelden uit een kabeldrone. Adviseur verkeer en vervoer Johan Noordhoff van Rijkswaterstaat is tevreden over het resultaat.
Tijdelijke tellingen
Verkeerstellingen zijn niet alleen bedoeld om inzicht te krijgen in het verkeersbeeld van een bepaalde locatie, maar ook om sluipverkeer op te sporen of als basis voor geluids- en luchtkwaliteitsonderzoeken. Ook worden de verkeersregelinstallaties (VRI’s) met de gegevens opnieuw ingeregeld zodat de wachttijden beperkt blijven. Deels wordt deze data verkregen met behulp van permanente tellocaties, maar in veel gevallen is het ook noodzakelijk om specifieke tellingen uit te voeren.
Voor specifieke verkeerstellingen wordt vaak gebruik gemaakt van telslangen of tellers op straat. Deze hebben als beperking dat ze voor tellingen van bijvoorbeeld snelwegen minder goed of niet bruikbaar zijn. In dat geval zijn telsystemen op basis van camerabeelden een uitkomst. Goed overzicht van de verkeerssituatie is belangrijk, dus beelden van enkele tientallen meters hoogte hebben de voorkeur. Normaal hangen camera’s aan de portalen boven de weg. Een drone vliegt veel hoger en biedt daarmee veel beter overzicht.
Kabeldrone
Een drone is in principe zeer geschikt om een verkeerstelcamera op de gewenste hoogte te hangen maar heeft als nadeel dat de vliegduur beperkt is. Ook het risico van het wegvliegen (‘fly away’) is een reden om drones nabij wegen alleen onder strikte voorwaarden toe te staan. Beide nadelen kunnen ondervangen worden door de drone te voorzien van een kabel die in verbinding staat met een grondstation. Niet alleen kan via de kabel de benodigde voeding om te blijven vliegen toegevoerd worden, ook kan het camerabeeld via de kabel naar beneden worden gestuurd en kan de drone niet per ongeluk wegvliegen – iets wat in de praktijk eigenlijk toch al niet voorkomt, blijkt uit recent onderzoek van branchevereniging DCRO.
In 2017 werd met een dergelijk systeem een eerste experiment gedaan bij de A1 ter hoogte van aansluiting Muiden. De proef werd in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door ingenieurs- en adviesbureau Antea Group en softwarebedrijf ViNotion. De drone betrof een prototype van de CableCopter die door Delft Dynamics in samenwerking met DronExpert en Aeret ontwikkeld wordt. Het systeem werd bediend door Skyvision. Om de resultaten van de telling zoals uitgevoerd door de drone goed te kunnen beoordelen werden er ook traditionele meetmethoden ingezet door zowel achteraf de beelden handmatig te tellen, als tijdens de proef met tellers op straat.
Resultaten
Volgens Jacob Tiellemans van Antea Group zijn de resultaten veelbelovend. “De software heeft de telling goed verwerkt (97% nauwkeurigheid), dus de resultaten zijn goed. Voor de bediening van de kabeldrone waren twee personen nodig. Normaal moeten op één kruispunt minimaal vier tellers staan. Doordat de minimale afstand die aangehouden moet worden ten opzichte van wegen teruggebracht is naar vijfentwintig meter bleek het prima mogelijk om de gewenste beelden te maken.”
De kabeldrone is vooral ideaal om kruispunten of andere ingewikkelde punten in beeld te brengen, waar óf mensen lastig naast de weg gezet kunnen worden of geen camera’s hangen. Maar de drone is niet altijd de beste oplossing. Tiellemans: “Voor het tellen van één wegvak is de toegevoegde waarde iets minder, dan kun je met een gewone teller volstaan. Een andere belemmering kan zijn dat je met een drone te ver van een weg moet gaan staan, als de minimale afstand van vijfentwintig meter niet gehaald kan worden.”
Over die laatste restrictie zegt Aad van den Burg (coördinator drones bij Rijkswaterstaat): “Uiteindelijk moet er ook naast of zelfs boven de weg gevlogen kunnen worden. Dat is ook al gebeurd boven de A17, op basis van een gedegen risico-analyse. Maar ook andere ROC-operators moeten die mogelijkheid krijgen, om dit soort toepassingen verder te brengen.”
Toekomst
Softwarebedrijf ViNotion heeft de data inmiddels gebruikt om hun bestaande beeldherkenningssoftware aan te passen. Doordat de drone hoog hangt is het perspectief anders dan bij grondcamera’s het geval is, en de drone hangt niet perfect stil, wat de nodige uitdagingen met zich meebrengt. Daar staat tegenover dat het met de drone beter mogelijk is om de rijrichting van auto’s te bepalen.
In de toekomst gaat de software verder ontwikkeld worden en wordt er gebruik gemaakt van deep learning. Daardoor komen er ook nieuwe mogelijkheden bij. Tiellemans: “Denk hierbij aan het automatisch onderscheiden van verschillende voertuigcategorieën, snelheidsmetingen, enzovoort. Dit zal de functionaliteit van geautomatiseerde tellingen verhogen.”
Dit artikel maakt deel uit van een artikelenserie over de inzet van drones door Rijkswaterstaat. Aan de hand van een reeks pilotprojecten wordt onderzocht onder welke omstandigheden drones ingepast kunnen worden in bestaande werkprocessen en wat de mogelijkheden zijn op het gebied van inspectie 2.0.