Pro

Drone-operators: “Schat grondrisico in SORA 2.5 niet onnodig hoog in”

Nederlandse drone-operators die actief zijn in de Specific categorie, of plannen hebben in die richting, maken zich grote zorgen over voorgestelde wijzigingen in de SORA-methodologie. Er wordt te weinig rekening gehouden met de inzet van kleine drones die inherent veilig zijn door hun lage gewicht. Dat blijkt uit een enquête die Dronewatch in samenwerking met vliegschool Drone Class hield onder 84 operators. De resultaten worden aangeboden aan werkgroep JARUS.

Zelfde drone, hoger grondrisico

Alle dronevluchten die niet uitgevoerd kunnen worden in de Open categorie, komen automatisch terecht in de Specific categorie. Dat is in Nederland al snel het geval, bijvoorbeeld door de grote no-flyzones rondom luchthavens (CTR). Dergelijke drone-operaties worden echter niet gedekt door de huidige standaardscenario’s (STS) of voorgedefinieerde risicoanalyses (PDRA). Met als gevolg dat operators al snel te maken krijgen met de specific operations risk assessment (SORA)-methodiek.

SORA is een manier om de risico’s van een bepaalde drone-operatie in te schatten en passende veiligheidsmaatregelen te nemen. Het gaat daarbij om zowel grondrisico (GRC) als luchtruimrisico (ARC). Hoe groter de risico’s, hoe strenger de vereiste maatregelen. Maar de manier waarop de risico’s worden ingeschat is aan verandering onderhevig. Werkgroep JARUS heeft onlangs SORA 2.5 voorgesteld. Hierin wordt het grondrisico op een andere manier dan voorheen bepaald, waarbij de omvang van de drone en de bevolkingsdichtheid ineens een grote rol spelen.

Het probleem met de invoering van SORA 2.5 in zijn huidige vorm is dat het grondrisico al snel erg hoog wordt ingeschat, zelfs als de operator gebruik maakt van kleine en lichte drones. Het gevolg is dat de operator allerlei extra maatregelen moet nemen, met de bijkomende administratieve complexiteit, operationele procedures en kosten van dien. Anders gezegd: precies dezelfde drone wordt in de Specific categorie qua grondrisico veel gevaarlijker geacht dan in de Open categorie.

Enquêteresultaten

Om aandacht te vragen voor deze situatie en de omvang van het probleem in kaart te brengen organiseerde Dronewatch in samenwerking met vliegschool Drone Class een enquête onder bestaande en aanstaande Specific categorie drone-operators. In totaal gaven 84 operators gehoor aan deze oproep, waarvan 33 met een exploitatievergunning en 11 met een lopende aanvraag. Het kunnen vliegen in gecontroleerd luchtruim, nachtvluchten mogen uitvoeren en de inzet van drones zonder Cx-label werden het vaakst genoemd als redenen om te kiezen voor Specific.

Uit de enquête blijkt dat mediaproductie, visuele/thermische inspecties en dronevluchten ten behoeve van mapping/fotogrammetrie de meest voorkomende toepassingen zijn. Daarbij maakt men opvallend vaak gebruik van lichtgewicht multirotor drones. Drones tot 1 kg worden het vaakst ingezet. Daarna komen drones tussen de 1 en 4 kg, op de voet gevolgd door drones tot 250 gram.

Al deze drones hebben een gemeenschappelijk kenmerk: hun spanwijdte is veel kleiner dan de 1 meter die als ondergrens wordt gehanteerd in SORA 2.5. Een ander gegeven is dat veel van deze drones in de Open categorie probleemloos boven bebouwing en nabij mensen ingezet kunnen worden. Maar in de Specific categorie zou dat volgens SORA 2.5 ineens een probleem zijn.

In de toelichting die sommige operators gaven, klinkt veel frustratie door over de voorgenomen wijzigingen. “Hoe ingewikkelder, hoe meer we weer in de schimmige uitvoering worden gedwongen. Klanten zullen afhaken in verband met hogere kosten, de cowboymarkt zal denk ik weer welig tieren. Ik doe het graag zorgvuldig en volgens veiligheidsnormen, maar het moet wel redelijk en haalbaar blijven”, schrijft een deelnemer. “Voor kleine drones zou de situatie qua GRC eigenlijk gelijk getrokken moeten worden met de bepalingen voor de Open categorie A1 of A2”, stelt een andere respondent.

Aanbeveling

Op basis van de feedback van drone-operators hebben Dronewatch en Drone Class een aanbeveling opgesteld die binnenkort wordt voorgelegd aan werkgroep JARUS, verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de SORA-methodiek. Hierin wordt aandacht gevraagd voor het feit dat veel operators in de Specific categorie met kleine en lichte drones vliegen, en dat dit weerspiegeld zou moeten worden in de manier waarop het grondrisico van een operatie bepaald wordt. Concreet zou het al helpen als er in de SORA 2.5 een extra klasse voor drones met een spanwijdte van maximaal 0,5 m zou worden toegevoegd, met een lagere GRC-score.

“Het lijkt erop dat men bij JARUS onvoldoende beseft dat de Specific categorie veel beter zou moeten aansluiten op de Open categorie. Veel operators worden gedwongen om te kiezen voor Specific, bijvoorbeeld omdat ze in gecontroleerd luchtruim willen vliegen, maar krijgen dan ineens met veel zwaardere eisen te maken voor wat betreft het grondrisico. Met deze enquête hopen we dat voor het voetlicht te krijgen”, zegt Wiebe de Jager van Dronewatch.

Sem van Geffen van Drone Class vult aan: “De SORA is er voor iedereen. Houd het voor operators met kleine toestellen mogelijk om hun operaties op een reëel risiconiveau uit te voeren.”

Feedbackdocument

Het document met de enquêteresultaten en aanbevelingen is hier te downloaden. De (bedrijfs)namen van de mede-ondertekenaars zijn uit deze versie verwijderd. Hun namen zullen wel te zien zijn in de versie die aan JARUS wordt toegestuurd. In het document is te zien dat ruim 80% van de respondenten de aanbeveling van Dronewatch en Drone Class ondersteunt.

Avatar foto

Wiebe de Jager

Wiebe de Jager (@wdejager) is oprichter van Dronewatch en auteur van de boeken Dronefotografie en Dronevideo's maken. Wiebe is A1/A2/A3 gecertificeerd dronepiloot en beschikt over een exploitatievergunning voor de Specific categorie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meld je aan voor onze nieuwsbrief!

Vul hieronder je gegevens in en blijf op de hoogte.

Open nieuwsbrief aanmeldformulier