Systeem voor geobewustzijn op meerdere fronten problematisch: 11 kritiekpunten
In het hart van de Europese droneregulering ligt een nobel streven: het integreren van geobewustzijn in drones om de veiligheid in het luchtruim te vergroten. Drones met een C1-, C2- of C3-label moeten verplicht zijn uitgerust met een systeem dat de piloot informeert over de geografische zones waarin niet of beperkt gevlogen mag worden. Dit zou, in theorie, moeten leiden tot een veilige integratie van drones in het luchtruim. De praktijk blijkt echter weerbarstig, blijkt uit een analyse van Dronewatch.
Het concept ‘geobewustzijn’
Om te voorkomen dat drones vliegen op plekken waar dat niet de bedoeling is, worden veel consumentendrones sinds een paar jaar voorzien van geofencing. Dronemaker DJI nam hier een leidende rol in en ontwikkelde zelf het FlySafe-systeem, bestaande uit kaartinformatie die automatisch door elke nieuw verkochte drone wordt ingeladen. Het systeem belet een drone om op te stijgen of geeft waarschuwingen aan de gebruiker. Het actualiseren gaat met een druk op de knop. Gebruikers met uitgebreide bevoegdheden kunnen via een portal van DJI tijdelijke ontgrendelingen aanvragen.
Met de komst van de Europese regelgeving voor drones werd een nieuwe standaard geïntroduceerd voor geobewustzijn. Die moet ertoe leiden dat alle drones, ongeacht merk of model, altijd dezelfde geozones inladen. De verantwoordelijkheid voor het aanwijzen van deze zones ligt niet meer bij de fabrikanten, maar bij de lidstaten. Nationale overheden moeten de informatie beschikbaar stellen aan drone-operators. De drone dient voorzien te zijn van een interface om deze lokale geo-informatie in te kunnen laden.
Probleemanalyse
Tot dusver de theorie. In de praktijk blijkt het hele systeem van geobewustzijn de nodige problemen met zich mee te brengen. Niet alleen schiet de implementatie op diverse fronten tekort, ook conceptueel gezien zijn er lacunes. Mede op basis van ervaringen van andere gebruikers heeft Dronewatch de volgende uitgebreide probleemanalyse opgesteld, gevolgd door een aantal aanbevelingen.
1. Niet gebruiksvriendelijk
Een eerste kritische kanttekening bij de implementatie van geobewustzijn in drones betreft de ongebruiksvriendelijkheid van het systeem. Voor gebruikers is het een uitdaging om de geozones, in de vorm van een JSON-bestand in het ED-269-formaat, handmatig in te laden in hun drone. Dit proces varieert per merk en model, waardoor het voor veel eindgebruikers een hindernis vormt. Deze variabiliteit in procedures zorgt voor verwarring en frustratie, aangezien niet elke piloot even bedreven is in het omgaan met technische aspecten van hun toestellen.
2. Niet waterdicht
Daarnaast is het laden van de juiste geozonering allesbehalve waterdicht. Het systeem is gevoelig voor fouten; een enkele typefout in het JSON-bestand of een niet-ondersteunde indeling kan al leiden tot een foutmelding, waardoor het bestand niet correct geladen kan worden. Dit roept vragen op over de betrouwbaarheid van het systeem en de haalbaarheid om altijd een actuele en correcte geozonering in de drone te hebben, zoals wettelijk verplicht is.
3. Handhaving problematisch
Een ander probleem is de handhaving van deze regels. Het is onduidelijk hoe gecontroleerd wordt of drones daadwerkelijk over de meest recente geozonering beschikken en wat de consequenties zijn als dit niet het geval is. De mogelijkheid voor gebruikers om het JSON-bestand zelfstandig aan te passen, ondermijnt bovendien het hele systeem van geozonering. Een JSON-bestand is namelijk niet gecodeerd en kan in een eenvoudige teksteditor worden aangepast. Zones kunnen relatief eenvoudig worden verwijderd of veranderd.
4. Geen daadwerkelijke beperkingen
De huidige implementatie mist ook de kans om drones fysiek te beperken om in verboden zones te vliegen. Het blijven slechts waarschuwingsmeldingen zonder daadwerkelijke beperkingen, wat de effectiviteit van het systeem in twijfel trekt. Dit aspect is cruciaal voor het daadwerkelijk voorkomen van vluchten in zeer gevoelige gebieden, zoals in de directe omgeving van vliegvelden of rondom gevangenissen.
5. Updates niet goed geregeld
Bovendien is er de kwestie van updates en het onderhoud van de geozonering. Het beheer van het JSON-bestand, het verwerken van fouten en het garanderen dat alle gebruikers toegang hebben tot de meest recente versie, is een logistieke uitdaging. In plaats van een druk op de knop moeten gebruikers zelf in de gaten houden of er een nieuwe versie is, en zo ja, die downloaden en handmatig installeren. Bij drones van DJI komt daar bij dat lokale geozones nu worden gecombineerd met zoneringen van de fabrikant, die op een andere manier bijgewerkt moeten worden, wat een extra laag van complexiteit toevoegt aan het systeem.
6. Te grote databestanden
Ook de omvang van sommige zoneringbestanden is problematisch. In sommige landen, waaronder Duitsland en Frankrijk, worden bebouwde gebieden ook gemarkeerd als no-flyzone. Met als gevolg dat de zonekaart enorm veel details bevat. Dit vergt dusdanig veel geheugen en processorcapaciteit van drones, dat sommige van de geobestanden niet eens geïmporteerd of verwerkt kunnen worden. Maar ook de minder uitgebreide bestanden zorgen voor een sterk vertraagde performance.
7. Te veel zones en waarschuwingen
Het grote aantal zones in sommige landen, waaronder Nederland, kan leiden tot een overdaad aan (wegklikbare) waarschuwingen. De kans is groot dat gebruikers de waarschuwingen helemaal niet meer bekijken, zeker als die soms helemaal niet van toepassing zijn. Zo zijn er bepaalde tijdelijke no-flyzones die maar 1 dag per jaar actief zijn, maar die toch het hele jaar door worden getoond. In Nederland is de grote ronde cirkel rondom het Indisch Monument in Den Haag hiervan een goed voorbeeld.
8. Geen waarschuwingen, wel kans op discussie
Opmerkelijk genoeg kan het omgekeerde ook gebeuren. Er zijn in Nederland tal van lokale overheden (gemeenten) en terreinbeheerders (zoals Natuurmonumenten) die op eigen initiatief no-flyzones instellen. Deze missen doorgaans een wettelijke basis en kunnen derhalve niet als officiële geozone worden gezien. Dergelijke gebieden verschijnen dan ook niet in de officiële geo-informatie. Dit kan de nodige conflicten met lokale boa’s en boswachters gaan opleveren, als dronevliegers zich eenmaal gaan beroepen op het systeem voor geobewustzijn.
9. Geen verschillende datasets naast elkaar
Wie over de grens wil vliegen, loopt weer tegen een ander probleem aan. DJI bijvoorbeeld heeft het nu zo geregeld dat wanneer een JSON-bestand van een andere lidstaat wordt ingeladen, de eerder ingeladen geozones uit het geheugen verdwijnen. Het is dus niet mogelijk om verschillende geo-datasets naast elkaar in de drone te hebben.
10. Verwijderen niet mogelijk
Een ander issue is dat het, in het geval van drones van DJI, niet mogelijk is om een eenmaal geïmporteerde JSON-file handmatig te verwijderen. Dit heeft de fabrikant bevestigd tegenover Dronewatch. (Om toch een eenmaal geïmporteerde geo-dataset toch te kunnen verwijderen, zonder de drone en controller te hoeven resetten, komt Dronewatch binnenkort met een ‘quick fix’.)
11. Gebrek aan voorlichting
Tot slot is een chronisch gebrek aan communicatie debet aan de verdere ondermijning van het concept geobewustzijn. In principe moeten de afzonderlijke lidstaten hier zorg voor dragen, maar zover Dronewatch kan overzien heeft geen enkele nationale overheid de voorlichting goed op orde. Ook is het voor dronevliegers volstrekt onduidelijk waar ze geo-datasets van andere landen kunnen vinden.
Conclusie en aanbevelingen
De invoering van geobewustzijn in drones is in theorie een stap voorwaarts in de regulering van het luchtruim. Maar de uitvoering ervan is in de praktijk complex en vol uitdagingen. De ongebruiksvriendelijkheid, technische beperkingen, en het gebrek aan effectieve handhaving ondergraven het potentieel van het systeem om bij te dragen aan de veiligheid in het luchtruim. Een heroverweging van de implementatie, met een focus op gebruiksvriendelijkheid, betrouwbaarheid en effectieve handhaving, is essentieel om het volledige potentieel van geobewustzijn in drones te realiseren.
In de huidige vorm biedt geobewustzijn hoogstens schijnveiligheid. Het is een schoolvoorbeeld van een maatregel die achter een bureau is bedacht, maar niet in de praktijk is getoetst voordat deze werd uitgerold. Problematisch is dat dronevliegers in de Open categorie met een C1-, C2- of C3-drone sinds 1 januari dit jaar wettelijk verplicht zijn om gebruik te maken van het systeem, maar geconfronteerd worden met tal van issues.
De aanbeveling van Dronewatch is om op het allerhoogste niveau, dus bij EASA en de Europese Commissie, zo snel mogelijk het systeem voor geobewustzijn en de verordeningen 2019/945 en 947 te herzien, liefst in nauw overleg met fabrikanten. Maar ook op nationaal niveau zijn er aanbevelingen.
Aan Europese beleidsmakers:
– Zorg voor een uniform EU-breed afwegingskader voor het toekennen of afwijzen van geografische zones, welke lidstaten kunnen implementeren in hun eigen zone-aanvraagproces.
– Geef lidstaten de juiste tools om zoneringbestanden aan te maken en te valideren.
– Maak gebruik van open data en verplicht dronefabrikanten om geo-datasets via een centrale server en op een gebruiksvriendelijke manier op te kunnen halen en actualiseren.
– Voorkom dat datasets handmatig moeten worden geüpload, zodat ze niet eerst door gebruikers aangepast kunnen worden in een teksteditor.
– Voorkom ‘stapelen’ van datasets (informatie van lidstaten bovenop het geosysteem van fabrikant). Er moet een ‘single source of truth’ zijn.
– Met het oog op cross-border operaties moet het mogelijk zijn om meerdere datasets die betrekking hebben op verschillende landen naast elkaar te kunnen inladen.
– In het kader van handhaving moet er een vorm van versiebeheer komen, mogelijk in combinatie met versleuteling van datasets en digitale certicaten.
– Voor operators met meer bevoegdheden moet er een mogelijkheid komen om het systeem voor geobewustzijn helemaal uit te schakelen.
– Test systemen in de praktijk voordat ze worden uitgerold en verplicht gesteld. Systemen die nog niet zijn uitontwikkeld, zoals in dit geval geobewustzijnsystemen, mogen nimmer verplicht gesteld worden, om te voorkomen dat dronevliegers onbewust in overtreding zijn.
Aan nationale beleidsmakers:
– Wees terughoudend met het instellen van no-flyzones en zones met beperkingen om te voorkomen dat gebruikers waarschuwingen ongelezen wegklikken. Zonering moet niet boven eigen verantwoordelijkheid en algemene kennis van de regels komen te staan.
– Vraag drone-operators om hun ervaringen met geobewustzijn. Operators hebben een schat aan ervaring en kunnen haarfijn aangeven wat wel en niet goed werkt in de praktijk. Die kennis is onontbeerlijk bij het verbeteren van het systeem. Koppel hun feedback terug naar EASA.
– Ga in gesprek met lokale overheden en terreinbeheerders die op eigen initiatief no-flyzones instellen. Wijs hen op het afwegingskader voor zones en zorg dat dronevliegers in de Open categorie daadwerkelijk kunnen vertrouwen op het geobewustzijnsysteem.
Algemeen:
– Maak hoe dan ook meer werk van goede communicatie naar dronevliegers. EASA moet ondubbelzinnige en in de praktijk gevalideerde informatie verstrekken aan de lidstaten, als basis voor verdere voorlichting richting de eindgebruikers. Nationale overheden moeten actief invulling geven aan de voorlichting via eigen kanalen, brancheverenigingen en relevante media.
Ik had echt niet anders verwacht dan wat nu gebeurt. Het is te absurd voor woorden. Ook wat je zelf aangeeft omtrent volledig absurde geofences icm lokale “gezagsdragers” zal leiden tot conflicten en rechtzaken.
Een systeem dat (nog) niet goed werk, moet je ook niet WILLEN handhaven